Leerdoelen kwartaal II
4.1.1. Je legt uit soorten krachten zoals zwaartekracht, wrijvingskracht, trek- en drukkracht, normaalkracht, elektrische kracht en normaalkracht in verschillende situaties en je tekent en berekent de resulterende kracht.
Zwaartekracht: Zwaartekracht is de kracht die tussen twee objecten met massa werkt en is altijd een aantrekkende kracht
Wrijvingskracht: Kracht die ontstaat wanneer twee oppervlakken (van een vaste, vloeibare of gasvormige stof) langs elkaar schuiven.
trek- en drukkracht: Drukkracht is een normaalkracht die van buitenaf op een voorwerp wordt uitgeoefend en die probeert om het voorwerp samen te drukken
Normaalkracht: De kracht waarmee de vloer terug duwt noemen we de normaalkracht
Elektrische kracht: Kracht die wordt veroorzaakt doordat verschillende elektrische ladingen elkaar aantrekken of afstoten
Normaalkracht in verschillende situaties: Een situatie van normaalkracht is wanneer een object in evenwicht is, dus wanneer er geen krachten op het object werken. Dit betekent dat alle krachten die op het object werken allemaal even sterk zijn en in tegengestelde richtingen werken. Een voorbeeld is wanneer een kist op een vlakke ondergrond staat. De zwaartekracht trekt de kist naar beneden, maar de grond onder de kist duwt de kist gelijkmatig omhoog. Als de krachten in
Elektrische kracht in verschillende situaties:
Hoe bereken je de resulterende kracht:
Fres = m*a=
Versnelling(a)--> meter per seconde per seconde(m/s2)
Resulterende kracht(Fres)--> Newton(N)
Massa(m) =--> Kilogram (kg)
4.1.2. Je legt uit dat een kracht nodig is voor een verandering van snelheid en richting van een voorwerp en dat er een even grote tegenkracht nodig is om die verandering tegen te gaan.
Als je een voorwerp wil bewegen, heb je een kracht nodig. Als je die kracht gebruikt, verandert het voorwerp van snelheid of richting. Maar er is ook een tegenkracht nodig om de verandering tegen te gaan. De tegenkracht is net zo groot als de kracht die je hebt gebruikt.
4.1.3. Je legt het verschil tussen massa, zwaartekracht en gewicht uit.
Massa is de hoeveelheid materie die in een object zit. Zwaartekracht is een kracht die tussen twee objecten werkt, met het object met de grootste massa trekken naar het object met de kleinste massa. Gewicht is de kracht die de zwaartekracht uitoefent op een object en wordt gemeten in newton (N). Gewicht is afhankelijk van de locatie en het milieu waarin het object zich bevindt.
4.2.1. Je beschrijft het verschil tussen de eenparige en versnelde of vertraagde beweging met de af- of aanwezigheid van een resulterende kracht en je licht dit toe met s-t- en v-tdiagrammen. Je weet wat een raaklijn is en kunt hem gebruiken.
Eenparige beweging is een beweging waarbij er geen kracht aanwezig is en de snelheid constant is. Hierdoor beweegt het object in een rechte lijn. Versnelde of vertraagde beweging is een beweging waarbij de snelheid verandert door een resulterende kracht. Hierdoor beweegt het object in een kromme lijn. In een s-t-diagram zal de lijn die de beweging afbeeldt, verschillend zijn voor de twee bewegingen. In een v-t-diagram zal de lijn die de beweging afbeeldt, ook verschillend zijn. Een raaklijn is een rechte lijn die de dichtstbijzijnde punten of kanten van een figuur verbindt. Het wordt gebruikt om de figuur zo goed mogelijk te benaderen.
4.2.3. Je legt de veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van letsel in het verkeer (valhelm, autogordels, veiligheidskooi, kreukelzone, airbag, hoofdsteunen) uit.
1. Valhelm: Een valhelm is een essentieel stuk veiligheidsuitrusting bij het besturen van een motorvoertuig. Het beschermt je hoofd tegen verwondingen als er iets misgaat. 2. Autogordels: Autogordels zijn gemaakt om ervoor te zorgen dat je niet uit je auto wordt geslingerd als er iets gebeurt. Dit vermindert de kans op ernstig letsel als gevolg van een ongeluk. 3. Veiligheidskooi: Een veiligheidskooi is een metalen structuur die rondom de passagiers is geplaatst die hen beschermt tegen letsel in geval van een ongeluk. 4. Kreukelzone: Een kreukelzone is een zone aan de voor- en achterkant van een voertuig die is ontworpen om te buigen en krimpen als er een botsing plaatsvindt, waardoor de klap minder zwaar is. 5. Airbag: Een airbag is een speciale luchtzak die in een auto wordt geïnstalleerd en die uitklapt als er een botsing plaatsvindt. Het helpt om ernstig letsel bij een ongeluk te voorkomen. 6. Hoofdsteunen: Hoofdsteunen zijn gemaakt om passagiers te beschermen tegen nekletsel als er een botsing plaatsvindt. Ze worden aan de achterkant van de stoel bevestigd om de hoofden van de bestuurders en passagiers op te vangen in geval van een ongeluk.
4.2.2. Je berekent de gemiddelde snelheid bij een gegeven afstand en tijdsduur (vgem= s/t)
Vgem = s/t Vgem = 100 km/h/2 h Vgem = 50 km/h
4.2.4. Je past het verband tussen stopafstand, remweg en reactieafstand toe (stopafstand=reactie-afstand+remweg)
De reactieafstand is de afstand tussen het moment dat je iets ziet wat je moet remmen en het moment dat je begint met remmen. De remweg is de afstand tussen het moment dat je begint met remmen en het moment dat je stilstaat. De stopafstand is de som van de reactieafstand en de remweg. Als je snel kunt reageren, zal de stopafstand korter zijn.
Maak jouw eigen website met JouwWeb