Leerdoelen kwartaal I
4.1.2. Je legt uit dat een kracht nodig is voor een verandering van
snelheid.
Als er geen kracht is kan iets ook niet vooruit gaan, je hebt namelijk de kracht nodig om te versnellen.
4.1.1. Je legt uit soorten krachten zoals zwaartekracht, wrijvingskracht, trek- en drukkracht.
Zwaartekracht: aantrekkende kracht die twee of meer lichamen op elkaar uitoefenen. Wrijvingskracht: is verschijnsel waarbij weerstand ontstaat wanneer twee oppervlakken langs elkaar schuiven, terwijl ze tegen elkaar aan gedrukt worden. Trek-en drukkracht: Tractie of voortrekking is mechanische trekkracht om iets in beweging te brengen. Drukkracht: Toename van de drukkracht F tot structureel falen als gevolg van knikken bij een lagere spanning dan de druksterkte.
4.1.3. Je legt het verschil tussen massa, zwaartekracht en gewicht uit.
Massa is hoe zwaar iets is, zwaartekracht heeft te maken met een aantrekking van verschillende krachten en gewicht houdt in wat de kracht die dat voorwerp, als gevolg van de zwaartekracht en versnellingen, op zijn ondersteuning of ophanging uitoefent.
4.2.1. Je beschrijft het verschil tussen de eenparige en versnelde of
vertraagde beweging met de af- of aanwezigheid van een resulterende
kracht en je licht dit toe met s-t- en v-t-diagrammen
Eenparige beweging: is een beweging waarvan de snelheid in grootte en in richting niet verandert.
Versnelde beweging: is een beweging die steeds iets sneller gaat per m/s.
Vertraagde beweging: is een beweging die steeds trager gaat per m/s
Met de afwezigheid van kracht ontstaat er ook geen versnelling en zonder licht ook geen vertraging.
4.2.2. Je berekent de gemiddelde snelheid bij een gegeven afstand en
tijdsduur (vgem= s/t)
Stel je rijdt met je fiets een stuk van 3km van school naar huis en je doet er 15min over (0,25uur). Dan was je gemiddelde snelheid:
v= 3/0,25= 12km/h.
4.2.3. Je legt de veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van letsel in
het verkeer (valhelm, autogordels, veiligheidskooi, kreukelzone, airbag,
hoofdsteunen) uit.
Valhelm: Voorkomt dat je geen hersenschudding of zware beschadigingen aan je hoofd overhoudt.
Autogordel: Zorgt ervoor dat je niet door je ruit heen vliegt wanneer er een ongeluk is.
Veiligheidskooi: Zorgt ervoor dat de auto niet plat gedrukt wordt tijdens een ongeluk.
Kreukelzone: is de zone bij een voertuig die makkelijk kapot kan gaan.
Airbag: Is een soort kussen die openschiet wanneer er een hevige botsing plaats vind
Hoofdsteunen: Zorgt ervoor dat je hoofd niet alle kanten op gaat en dat je niet heel erg veel schade aan je hoofd overhoudt.
4.2.4. Je past het verband tussen stopafstand, remweg en
reactie afstand toe (stopafstand=reactie-afstand+remweg).
Stel dat een auto 30km/h gaat en een auto voor hem stopt dan legt de auto een stopafstand af dus dan krijg je bijvoorbeeld:
Stopafstand=reactie-afstand+remweg= 8,33m + 12,50m = 20,83m. Dus dan is de stopafstand 20,83m.
Maak jouw eigen website met JouwWeb